Het is voorjaar 2019 en ‘s avonds gaat de deurbel. Voor de deur staat een jongen van een jaar of 20. Direct begint hij zijn verhaal: “Dag mevrouw, sorry dat ik u stoor tijdens etenstijd. Maar dat is júist het onderwerp waar ik het kort met u over wil hebben. Want eten, dat hebben deze kinderen niet.” Hij toont me een foto van zielige, hongerige, graatmagere kinderen. “Daarom hebben wij een voedzame reep ontwikkeld. Een reep die in één keer een hele maaltijd kan vervangen.” Hij vervolgt zijn spreekbeurt door me de reep te tonen. “En weet u dat u met een maandelijkse donatie…”
“STOP!” zegt ik hem, iets harder dan de bedoeling. En ik wijs met mijn vinger naar mijn enorme buik. “Luister. Ik vind het heel erg. Maar ik ben hoogzwanger en zó hormonaal dat ik op dit moment nog wel geld zou doneren aan eenzame deurklinken.”
De jongen kijkt me stomverbaasd aan.
Misschien niet het meest gebruikelijk antwoord op zijn praatje.
Onder druk Ik voel me altijd (zwanger of niet) in een hoekje gedrukt wanneer er mensen-voor-het-goede-doel aan de deur komen. Een collectebus is prima. Geld erin en klaar. Met een QR-code nog handiger. Maar de zielige praatjes. De ‘helpt-u-dit-kind-de-winter-door’ deurverkopers. Ik raak er totaal van in de war. Want natúúrlijk kan ik niet weigeren als ik daar goed doorvoed, lekker warm, in een mooi huis sta, terwijl er kinderen zijn die níks hebben. Maar het voelt niet goed om in te gaan op de verkooppraatjes. Om overhaast te beslissen om lid te worden van een goed doel waar je maandelijks aan doneert. Een contract af te sluiten waar je vaak niet onderuit kunt, tenzij je 6x met de klantenservice belt (die je vervolgens wéér een aanbod doen dat je éigenlijk niet kunt weigeren).
![](https://static.wixstatic.com/media/356d78_42dabfa1aafc4c95b194be94b6b51e03~mv2.png/v1/fill/w_980,h_980,al_c,q_90,usm_0.66_1.00_0.01,enc_auto/356d78_42dabfa1aafc4c95b194be94b6b51e03~mv2.png)
Geweldig, een wasstraatbon Ook grote loterijen laat ik aan me voorbijgaan. Want leuk hoor, dat je een ‘wasstraatbon’, ‘Pathethuisbioscoopbon’ of een ‘boodschappenpakketvandeAlbertHeijnbon’ wint, omdat je maandelijks doneert aan de ‘huppeldepupvrienden/postcode/prinsBernard loterij’. Maar ik heb liever dat het gedoneerde geld zoveel mogelijk naar het goede doel gaat. En ik neem aan dat al die BN’ers als Winston Gerschtanowitz niet belangeloos op komen draven voor het doel ‘dat ze zó’n warm hart toedragen’.
Behalve aan apen Mijn oma maakte het zichzelf makkelijk en hanteerde de stelregel: ‘Ik geef aan alles, behalve aan apen. Want die zijn er al zoveel.’
Ik draai hem, hoe egoïstisch dat ook klinkt, vaak om. En nee, niet dat ik alleen aan apen geef 😅, maar dat ik alleen weloverwogen aan een goed doel geef. Daarmee geef ik mezelf de tijd om zélf een doel te kiezen en me in dit doel te verdiepen:
👉 Wie (of wat) is het doel van deze stichting?
👉 Wat zijn hun drijfveren?
👉 Waar gaat het geld naartoe?
Elk jaar kies ik één of meerdere doelen uit, waar ik een groter bedrag naar overmaak. Doordacht. Bewust. En niet ‘omdat er toevallig een verkoper met een goed (en vooral zielig) praatje aan de deur staat’.
Mijn hormonale-zwangerschaps-excuus kan dus de kast in. Maar goed ook. Je kunt niet zwanger blijven enkel omdat je anders 20 asielpuppy’s adopteert, 30 kinderen voorziet van een maaltijdreep en 15 speelplaatsen creëert met Jantje Beton.
Welke ‘goede-doelen-strategie’ gebruik jij?
Comments