“Zullen we een spelletje doen?” vraag ik mijn kinderen. Ze reageren razend enthousiast, wat me eerlijk gezegd enigszins verbaast. Ze rennen naar binnen, storten zich op het tv-meubel en reiken met hun hand naar de PlayStation.
“Hee! Hee!” roep ik ze snel toe. “Een spélletje zei ik hè.””Jahaaa” reageert de middelste “een spelletje op de PlayStation”.
Dit dus. Elke dag. ‘Gamen’ is het nieuwe roken zullen we maar zeggen. Verslavend. Af en toe best gezellig. Maar over het algemeen verdomd lastig om mee te stoppen. We probeerden de ouderwetse kookwekker (‘als de wekker gaat, gaat ie uit hè jongens!’), een beloningssysteem (‘wanneer je op tijd stopt dan…’) en een anti-beloningssysteem (‘wanneer je niet op tijd stopt dan…’). Maar het lijkt allemaal weinig invloed te hebben.
Sterker nog, hun liefde voor gamen wordt elke dag sterker. De oudste (7 jaar) is inmiddels heel bedreven en de middelste kan er ook al behoorlijk goed mee overweg. Daarnaast was hij zo aardig om zijn kleine zusje van 2 jaar ook te leren hoe je ‘Sonic en Sega allstarrrssss racing’ speelt. En hoe je het uitspreekt. Waardoor ze dat nu te pas en te onpas zegt.
Om de boel een beetje onder controle te houden, hebben we een maximale ‘gametijd’ per dag ingesteld. Daarnaast spelen ze op een oude Playstation 3 en proberen we er ook het goede van in te zien: ze leren samenwerken, overleggen, discussiëren (wie mag er als eerste?) en leren omgaan met teleurstellingen (wanneer ze verliezen met de game of wanneer dat onding weer uit moet). Kortom: we proberen het gamegedrag in goede banen te leiden.
Mijn middelste blijkt echter (zoals wel vaker) niet voor één gat te vangen. Hij is binnenkort jarig en sprak met zijn oma over zijn 5e verjaardag én zijn verjaardagswensen:
Middelste: “Oma, mag ik van jou een Mario spel voor op de Nintendo Switch?” Oma: “Als je dat heel leuk vindt, dan zal ik daar over nadenken.”
Middelste: “Mooi, en mag ik van jou dan ook een Nintendo Switch? Anders heb ik niks om de game mee te spelen”.
Tja.
Comments