“En ik doe. het. NIET.” zei mijn oma standvastig, terwijl ze haar woorden kracht bij zette door haar rollator 10 cm omhoog te tillen en weer op de grond te laten kletteren. We hadden geopperd dat ze naar de dagbesteding zou gaan. In onze ogen stond dat voor een gezellig tijdverdrijf, waarbij ze fijn onder de mensen kwam, creatieve en sportieve dingen ondernam en een praatje kon maken. Ze was immers al ruim in de negentig en hoewel er dagelijks bezoek kwam, hadden we het idee dat het fijn voor haar zou zijn als ze ‘wat meer om handen’ zou hebben.
Afijn. Mijn oma dacht daar duidelijk anders over. En na meerdere malen aansporen vanuit onze kant, wist ze dat ze het over een andere boeg moest gooien. Ze overhandigde de taxichauffeur die haar twee keer per week op kwam halen een handgeschreven briefje, waarop stond:
Ik ga vandaag niet mee. Ben niet in mijn knollentuin.
“Geef dat maar aan de zuster,” zei ze tegen de chauffeur, waarop hij onverrichterzake rechtsomkeert maakte. En mijn oma lekker thuis zat.
Tja, ik kan bij hoog en laag zweren dat de standvastigheid, eigengereidheid en eigenwijsheid van mijn kinderen uit de genenpoel van mijn vriend vandaan komt. Maar ik geloof dat er ook wel een vleugje van mijn kant komt ;-)
Niet gek dus, dat mijn middelste mij laatst om mijn oren sloeg met dezelfde woorden als mijn oma: ‘En ik doe. het. NIET!’ Hij had zich enkele weken daarvoor met veel enthousiasme opgegeven voor het schoolvoetbaltoernooi. En hoewel mijn oudste stond te popelen om te gaan voetbalen met zijn vrienden van school, dacht mijn middelste daar inmiddels anders over.
Nadat ik hemel en aarde bewogen had, trok mijn middelste alsnog zijn voetbalkleren aan. De deal die ik met hem gesloten had? De voetbalkleding moest aan, maar hij hoefde niet mee te doen. Mokkend stapte hij met zijn zusje en broer in de bakfiets. Eenmaal bij de voetbalclub aangekomen maakte hij zijn gelegenheidscoaches (twee vaders van zijn klasgenootjes) duidelijk dat ze van hem niks hoefden te verwachten. ‘Ik ben er wel, maar ik ben er niet’, was zijn onderliggende boodschap.
Even kijken bij de wedstrijden? Dat wilde hij dan nog wel doen. En dus stond hij enkele minuten later langs de lijn bij zijn klasgenootjes. Twee minuten later trok hij zijn jas uit. En de minuut daarna zag hij de bal richting het doel rollen. Daar was echter geen klasgenoot te bekennen. In een splitsecond liet hij zijn credo (‘en ik. doe. het. NIET’) los, rende het veld in en scoorde. Weliswaar dankzij de plotselinge manmeersituatie, maar dat mocht de pret niet drukken. Hij was los.
Daarna speelde hij elke wedstrijd. Scoorde zowat elk doelpunt van zijn kleuterteam en vierde de overwinning met een waterijsje.
Het leert me dat ik soms misschien iets verder moet kijken dan mijn genetisch bepaalde vastberadenheid. Dat ik heel even moet loslaten wanneer ik voel: ‘En ik. doe. het. NIET.’ En dan mag kijken wat er gebeurt. Wie weet komen er wel doelpunten en ijsjes voorbij. Misschien misgun ik mezelf een dag met gelijkgestemden.
En gebeurt er op dat moment niks. Dan weet ik, dat ik mag luisteren naar die inmiddels eeuwenoude familiewijsheid: ‘En ik. doe. het. NIET.’!
Comments